bedillerig
- Geluid: bedillerig (hulp, bestand)
- be·dil·le·rig
- naamwoord van handeling van bedillen met het achtervoegsel -erig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bedillerig | bedilleriger | bedillerigst |
verbogen | bedillerige | bedillerigere | bedillerigste |
partitief | bedillerigs | bedillerigers | - |
bedillerig [1]
- op een onaangename manier bemoeizuchtig
- ▸ Maar dat bedillerige, het voorschrijven wat de toeristen wel of niet zouden mogen drinken, dat schiet de overgrote meerderheid van de lezers totaal in het verkeerde keelgat (!).[2]
- ▸ Het is een oude gedachte: baas in eigen buik. Gevolg is dat men Gods wet steeds meer als bedillerig gaat ervaren. De wet past niet bij de vrijheidsopvatting van veel mensen.[3]
1. op een onaangename manier bemoeizuchtig
- Het woord bedillerig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bedillerig" herkend door:
66 % | van de Nederlanders; |
37 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron MARJOLEIN SCHIPPER“Drooglegging” (02 mei 2015), De Telegraaf
- ↑ Weblink bron “"Geen reformatie, geen nadere reformatie maar een radicale reformatie"” (08-05-2008), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be