• be·die·nen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bedienen
bediende
bediend
zwak -d volledig

bedienen

  1. overgankelijk eten en of drinken brengen in een horecagelegenheid
    • De serveerster bediende de klanten in het restaurant. 
  2. het laten werken van machines
    • Hij bediende de slijpmachine op een heel vaardige manier. 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bedienen
bediente
bedient
volledig
  • be·die·nen

bedienen

  1. wederkerend bedienen