baten
- ba·ten
- In de betekenis van ‘voordeel brengen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
baten |
baatte |
gebaat |
zwak -t | volledig |
baten
- helpen, van nut zijn
- Wat hij ook probeerde, het baatte allemaal niet.
- De chirurg heeft erg zijn best gedaan, maar helaas het mocht niet baten, oma is toch overleden.
1. helpen
de baten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord baat: (boekhouding) het geld dat voor iets ontvangen is of ontvangen moet worden
1. het geld dat voor iets ontvangen is of ontvangen moet worden
- Het woord baten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "baten" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "baten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- ba·ten
Naar frequentie | 13935 |
---|
baten, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van bate
- ba·ten
baten, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van bate
vervoeging van |
---|
batir |
baten
- derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van batir