Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: bâtir
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
batir
batía
batido
volledig

batir

  1. slaan, kloppen op
  2. slopen, neerhalen, vernielen
  3. slaan (vleugels, riemen)
  4. klutsen (eieren)
  5. pletten (metalen)
  6. verslaan (vijand) (van record)
  7. opkammen (haar)
  8. onderzoeken, aflopen (terrein)
  9. verbeteren (van record)
  1. kloppen, slaan