uitbaten
- uit·ba·ten
- In de betekenis van ‘exploiteren’ voor het eerst aangetroffen in 1863 [1]
- samenstelling van uit bw en baten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitbaten |
baatte uit |
uitgebaat |
zwak -t | volledig |
uitbaten
- overgankelijk de economische mogelijkheden van iets winstgevend benutten
- "Celstraffen voor Nederlanders die cannabisplantages uitbaatten"
1. de economische mogelijkheden van iets winstgevend benutten
- Het woord uitbaten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitbaten" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "uitbaten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be