barning
- bar·ning
- van Middelnederlands berninge, op te vatten als afgeleid van barnen ww met het achtervoegsel -ing [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | barning | barningen |
verkleinwoord | - | - |
de barning v
- (figuurlijk) heftige emoties
- (verouderd) strook waar de golven breken in het water langs de kust
- ▸ ⧖ Kan 't wezen? Nu voorwaar,
Dan was fortuin hem gunstig op zijn tocht:
Het stormgeweld, de barning van de zee,
De blinde klip en 't opgehoopte zand,
Het roov'renbroed, tuk op verderf en buit,
't Heeft alles zijn vernielingszucht verzaakt,
En liet, getroffen door haar hemelsch schoon,
De onschatb're Desdemona veilig door.[3]
- ▸ ⧖ Kan 't wezen? Nu voorwaar,
- (verouderd) stof waaruit door verbranding warmte vrijkomt
- Het woord 'barning' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron S.J.E. Rau. geciteerd door J.R. SteinmetzDe Enéis. in: De Banier; tijdschrift van "Het jonge Holland", jrg 4 deel 2 nr 1 (voorjaar 1878), p. 389
- ↑ Weblink bron “Poëtische werken. Deel 11. Treur- en blijspelen. Deel 4. : Otello, de Moor van Venetiën” (1862), M. Wijt & Zonen, Rotterdam, p. 233/234
- ↑ Weblink bron Louis Couperus (eds. H.T.M. van Vliet e.a.)“Het zwevende schaakbord.” (1994; origineel 1922), Uitgeverij L.J. Veen, Amsterdam/Antwerpen, p. 22