balletje-balletje

  • bal·le·tje-bal·le·tje
  • reduplicatie van balletje, in de betekenis van ‘gokspel waarin een bal in een van drie bekers wordt verstopt’ voor het eerst aangetroffen vanaf 1984 (zie vindplaats hieronder) [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord balletje-balletje -
verkleinwoord - -

het balletje-balletjeo dim. tant.

  1. (spel) illegaal gokspelletje dat op straat gespeeld wordt, waarin een bal in een van drie bekers wordt gegoocheld
     „Een nette straf", was de reactie van een der tientallen Joegoslaven die gisteren boetes kregen opgelegd, omdat zij in Amsterdam toeristen hadden verleid tot het straat-gokspel „Balletje-balletje".[2]
  1. balletje-balletje op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Fred Soeteman
    Officier: Toerist is altijd verliezer bij balletjeballetje : Joegoslavische straatgokkers, blij met boete in: De Telegraaf   (27 juli 1984), Dagblad De Telegraaf, Amsterdam