ayatollah
  • aya·tol·lah
enkelvoud meervoud
naamwoord ayatollah ayatollahs
verkleinwoord ayatollaatje ayatollaatjes

de ayatollahm

  1. de titel van een hoge sjiitische geestelijke
    • Een paar weken later landt op het vliegveld een toestel uit Parijs: ayatollah Khomeiny keert terug na vijftien jaar ballingschap. 
  2. de hoogste graad van theologische geleerdheid binnen het sjiisme
    • Wanneer de leermeester tot de conclusie komt dat de leerling de graad van beheersing heeft bereikt in de islamitisch-sjiitische leer, zowel in de theologie als in de fundamentele godgeleerdheid én zowel in de interpretatieleer als in de overleveringsleer en hij tot de conclusie komt dat de leerling een eigen interpretatie kan formuleren over een theologisch vraagstuk en deze leerling de graad van de 'Edzjtehad', oftewel wetsvinding, in de hoogste theologische graad van ayatollah verdient, reikt de meester de leerling het geschrift 'Edzjazeh-nameh', oftewel de bul der toestemming, uit. 
  3. (bij uitbreiding) een leider of sleutelfiguur in het algemeen.
    • Brinkhorst, de ayatollah van de vrije markt, is natuurlijk een warm voorstander. 
81 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[2]