• au·king
  • Afleiding van het Noorse woord  auke ww  groeien met het achtervoegsel -ing
Naar frequentie zeldzaam
m/v enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   auking     m: aukingen
v: aukinga  
  aukinger     aukingene  
genitief   aukings     m: aukingens
v: aukingas  
  aukingers     aukingenes  

auking, m / v

  1. (het) groeien, groei
  2. aangroei, stijging, toename
    «I fjor hadde vi en auking, fordi produksjonssesongen ble forlenget, og dette håper vi skal gå i orden i år også.»
    Vorig jaar hadden we een stijging, omdat het productieseizoen werd verlengd, en we hopen dat we dit jaar ook goed zullen presteren.
  3. verhoging, toeneming


  • au·king
  • Afleiding van het Nynorske woord  auke ww  groeien met het achtervoegsel -ing
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   auking     aukinga     aukingar     aukingane  

auking, v

  1. (het) groeien, groei
  2. aangroei, stijging, toename
  3. verhoging, toeneming