toename
- toe·na·me
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘het groeien’ voor het eerst aangetroffen in 1893 [1]
- Naamwoord van handeling van toenemen.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toename | toenamen toenames |
verkleinwoord | - | - |
- het groter worden in aantal of maat
1. het groter worden in aantal of maat
- Het woord toename staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "toename" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "toename" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be