groenten zwevend in aspic
  • as·pic
  • van Frans aspic [1][2]
    • [1] in de betekenis van ‘vlees- of visgelei’ voor het eerst aangetroffen in 1863 [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord aspic aspics
verkleinwoord aspicje aspicjes

de aspicm

  1. (kookkunst) vlees- of visbouillon gebonden met gelatine
    • Soms sta je het liefst een dagje in de keuken, je vult een kalfsborst, laat eieren zweven in aspic, rolt zelf dolma’s, fabriekt snoezige puddinkjes en bakt vormpjes van geraspte aardappel die dan weer gevuld worden met krab, appel en gember. Een andere keer is mijn lievelingseten inktvis en garnalen met harissa op voorwaarde dat ik al harissa gemaakt had want ik heb echt géén zin om een uur in de keuken te staan. [4]
  2. (militair) (verouderd) bepaald type kanon waarmee kogels van 12 pond konden worden afgeschoten
  3. (reptielen) (verouderd) giftige slang
54 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[5]


  • [1] van Latijn aspis "gifslang", de uitgang op -ic is in het Frans ontstaan onder invloed van basilic, een ander soort slang
  • [3] (figuurlijk) gebruik van de betekenis "gifslang", omdat dit gerecht vroeger werd gemaakt in de vorm van een opgerolde spiraal die koel en glad aanvoelde en ook door het kleurenpatroon aan een gifslang deed denken
  • [4] (verkorting) van lavande aspic
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  aspic     l'aspic     aspics     les aspics  

aspic m

  1. (reptielen) benaming voor verschillende soorten gifslangen
    1. aspisadder Vipera aspis  
    2. adderringslang Natrix maura  
    3. Egyptische cobra Naja haje  
  2. (figuurlijk) iemand die stiekem kwaadspreekt over anderen
  3. (kookkunst) aspic
  4. (plantkunde) spijklavendel Lavandula latifolia