• zwe·vend
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zwevend zwevender zwevendst
verbogen zwevende zwevendere zwevendste
partitief zwevends zwevenders -

zwevend

  1. schommelend, hangend, verend
    • Er zijn zwevende kiezers die niet steeds op dezelfde partij stemmen. 
     Maar voor Sebastien waren die piepkleine wereldjes van lucht, zwevend in glas, het vleesgeworden behoud van die momenten.[1]
vervoeging van: zweven
verbogen vorm: zwevende

zwevend

  1. onvoltooid deelwoord van zweven
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1. Amanda Dykes
    “De vondeling van Venetië” (2023), KokBoekencentrum Uitgevers, ISBN 9789029735353
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be