aria
- aria
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘zangstuk’ voor het eerst aangetroffen in 1754 [1]
- uit het Italiaans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aria | aria's |
verkleinwoord | ariaatje | ariaatjes |
- (muziek) een solo voor een zanger of zangeres binnen een opera
- Zij zong een prachtige aria.
- Je stem. Je stem is niet wat ik van de week hoorde. Het was prachtig. Je zong die aria.' Ik probeerde het thema te neuriën. [3]
- Het woord aria staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aria" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "aria" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ aria op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Sandes, DavidDe wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 87
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- a·ria
- metathesis van het Latijnse aera.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
aria | arie |
aria v
- a·ria
- Afkomstig van het Italiaanse aria.
aria v
- a·ria
enkelvoud | meervoud |
---|---|
aria | arias |
aria v