• ar·cheo·loog
enkelvoud meervoud
naamwoord archeoloog archeologen
verkleinwoord archeoloogje archeoloogjes

de archeoloogm

  1. (beroep) iemand die archeologie heeft gestudeerd
    • Op de vindplaats zijn ook speren en resten gevonden uit de bronstijd van 1100 tot 800 voor Christus, aldus het schap dinsdag. Archeologen gaan de plek nu verder onderzoeken.[1] 
     De veel gepubliceerde bewering dat Homo naledi, een vroegere mensensoort met een klein brein, zijn overledenen begroef en rotskunst maakte, is volgens een groep onderzoekers volledig ongegrond. ‘Er is totaal geen bewijs voor’, zegt archeoloog en antropoloog Michael Petraglia van de Griffith-universiteit in Australië.[2]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. de Telegraaf 25 nov. 2014 Prehistorische boerderij langs IJsseldijk
  2.   Weblink bron
    Michael Marshall
    “Begroef de uitgestorven mensachtige Homo naledi zijn overledenen?” (30 november 2023), NewScientist
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be