anonymus
- ano·ny·mus
- Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘een ongenoemde’ voor het eerst aangetroffen in 1721 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | anonymus | anonymi |
verkleinwoord |
de anonymus m
- een persoon die zijn identiteit verborgen houdt
- “Ik werd benaderd door iemand die zei dat hij interessante informatie had. Hij was een contact van een criminele organisatie die Dalí en De Lempica bij een transactie als onderpand had gekregen, iets wat bijna altijd met roofkunst gebeurt. Deze anonymus wist aanvankelijk niet dat de werken gestolen waren en wilde ervan af.”[4]
- (wormen) een geslacht Anonymus van platwormen (Platyhelminthes ) van de familie Anonymidae . De wormen zijn tweeslachtig. De soorten leven in zout water
1. een persoon die zijn identiteit verborgen houdt
- Het woord anonymus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "anonymus" herkend door:
64 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "anonymus" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ anonymus op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Jorg Leijten 27 juli 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be