animeren
- ani·me·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘opwekken’ voor het eerst aangetroffen in 1451 [1]
- Naamwoord van handeling van het Franse animer of het Latijnse 'animare' (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
animeren |
animeerde |
geanimeerd |
zwak -d | volledig |
animeren
1. opmonteren, opvrolijken
- Het woord animeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "animeren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "animeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ animeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be