amoebe
- amoe·be
- van Neolatijn Amoeba, gevormd uit Oudgrieks ἀμοιβή (amoibè) "verandering", in de betekenis van ‘slijmdiertje’ voor het eerst aangetroffen in 1858 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | amoebe | amoeben, amoebes |
verkleinwoord | amoebetje | amoebetjes |
- (protisten) eencellige eukaryoot die van vorm kan veranderen door het uitsteken en intrekken van schijnvoetjes
- Onder de microscoop waren meerdere amoeben zichtbaar.
1. eencellige eukaryoot die van vorm kan veranderen door het uitsteken en intrekken van schijnvoetjes
- Het woord amoebe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "amoebe" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ amoebe op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "amoebe" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be