almogend
- al·mo·gend
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | almogend | almogender | almogendst |
verbogen | almogende | almogendere | almogendste |
partitief | almogends | almogenders | - |
almogend [2]
- het almachtig zijn
- (krachtterm) almachtig
- Het woord almogend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "almogend" herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ almogend op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be