afzeulen
- af·zeu·len
- samenstelling van af bw en zeulen ww
afzeulen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afzeulen |
zeulde af |
afgezeuld |
zwak -d | volledig |
- zware voorwerpen naar beneden dragen
- wederkerend zich zeer erg vermoeien
- [2] uitrusten
- Het woord 'afzeulen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afzeulen" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be