• af·was·mid·del
enkelvoud meervoud
naamwoord afwasmiddel afwasmiddelen
verkleinwoord afwasmiddeltje afwasmiddeltjes

het afwasmiddelo

  1. schoonmaakmiddel voor de vaat
    • Je gebruikt snel te veel afwasmiddel voor de vaat. 
    • Het afwasmiddel voor de vaatwasmachine heet een vaatwasmiddel. 
     Toen hij wat afwasmiddel op de stapel druppelde, deed de kleur daarvan haar denken aan de glanzende lap stof in de oude kerk.[1]
  1. Amanda Block
    “De verloren verteller” (2021), The house of books, ISBN 9789044363647