afvaart
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·vaart
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af en vaart
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afvaart | afvaarten |
verkleinwoord | afvaartje | afvaartjes |
Zelfstandig naamwoord
- (scheepvaart) wegvaren van de wal van een vaartuig
- We hebben gewacht tot de afvaart van de veerdienst.
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afvaren |
afvaart
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvaren
- ... dat jij afvaart.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvaren
- ... dat hij afvaart.
Gangbaarheid
- Het woord afvaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afvaart" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be