Het afstoffen van koffers in Palmyra na een rit in de woestijn (1950)
  • af·stof·fen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afstoffen
/ˈɑfstɔfə(n)/
stofte af
/ˌstɔftəˈʔɑf/
afgestoft
/ˈɑfxeˌstɔft/
zwak -t volledig

afstoffen

  1. overgankelijk ontdoen van stof
    • Hij heeft vandaag de meubels afgestoft. 
  2. (figuurlijk) iets dat je lang niet gebruikt hebt gereedmaken om weer te gebruiken
     Mijn kinderen staan trouwens absoluut niet te trappelen om zelf ook lange wandelingen te gaan maken. Een boswandeling vinden ze al saai, maar ik heb goede hoop dat ze later in hun leven hun bergschoenen zullen afstoffen en op reis gaan. We zullen zien.[1]
100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be