stoffen
- stof·fen
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘pochen’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
- Afgeleid van stof met het achtervoegsel -en
de stoffen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord stof
stellend | |
---|---|
onverbogen | (alleen attributief) |
verbogen | stoffen |
stoffen
- van stof, textiel gemaakt
- Zij deed er een stoffen hoes omheen.
- Het woord stoffen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stoffen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "stoffen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be