het kind moet thuis weer afgeschminkt worden
  • af·schmin·ken

afschminken

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afschminken
schminkte af
afgeschminkt
zwak -t volledig
  1. na een theater voorstelling de schmink verwijderen
    • Heeft de NTR al een andere Hoofdpiet gevonden? „Bij mijn weten niet.” Segers: „Als ze bij je terugkomen, en je hoeft niet meer zwart te zijn?” Van Muiswinkel: „Daar heb ik over nagedacht. Als er een andere leiding komt bij de NTR en die zegt: we gaan wit, we hebben er een prachtig verhaal van gemaakt, je mag je op de boot afschminken of ik noem maar wat, dan zou ik strikt genomen moeten overwegen om het alsnog te doen.” Hij zucht diep. „Maar ik doe het niet. Er is te veel water door de zee gegaan.”[1] 
  2. (figuurlijk) de ware aard van iets zichtbaar maken
    • Omdat de media zo van dom spektakel houden, won Donald Trump met een clownsact Super Tuesday. Maar voor de strijd met Clinton zal hij zich toch echt moeten afschminken, meent Charles Groenhuijsen. Kan hij president spelen?[2]  
  • [2] ontmaskeren
  1. NRC Petra de Koning Jannetje Koelewijn 29 juli 2016
  2. NRC Charles Groenhuijsen 3 maart 2016