aflossingswedstrijd

  • af·los·sings·wed·strijd
enkelvoud meervoud
naamwoord aflossingswedstrijd aflossingswedstrijden
verkleinwoord

de aflossingswedstrijdm

  1. (sport) wedstrijd waarbij verschillende leden van een team om de beurt een deel van de afstand afleggen
     Rianne de Vries eindigde als tweede in de B-finale, goed voor een zesde plaats op deze afstand. Jorien ter Mors kwam er in de kwartfinales niet aan te pas en meldde zich vervolgens af voor de aflossingswedstrijd.[2]
     Kamminga richt zich nu op de overige onderdelen: morgen staat ze aan de start van de 1.000 meter en de aflossingswedstrijd, volgende week komt ze in actie bij het wegtoernooi.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Shorttrackers kleuren slotdag in Calgary met zilver en brons” (Maandag 7 november 2016, 00:43), NOS
  3.   Weblink bron “Kamminga dupe van regelgeving” (Dinsdag 29 juli 2014, 13:56), NOS