• af·grond·diep
stellend
onverbogen afgronddiep
verbogen afgronddiepe
partitief afgronddieps

afgronddiep

  1. heel ver onder het oppervlak liggend, zich heel ver omlaag uitstrekkend, vaak (figuurlijk): zeer intens
     Het verhaal van Perceval, die we in het onderstaande fragment als naamloze, naïeve jongeling aan een langdurig en vaak pijnlijk verlopend emancipatieproces zien beginnen, is tegelijkertijd humoristisch en afgronddiep.[2]
     Er was torenhoog optimisme en afgronddiep pessimisme.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron Het verhaal van de Graal in: De Tweede Ronde. (zomer 2003), G.A. van Oorschot, Amsterdam, p. 180 noot
  3.   Weblink bron
    J. Presser
    “Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse jodendom 1940-1945. Deel 2.” (1985), Staatsuitgeverij, Den Haag, ISBN 9012048931, p. 117