afgespen
- af·ges·pen
- samenstelling van af bw en gespen ww
afgespen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afgespen |
gespte af |
afgegespt |
zwak -t | volledig |
- iets wat met een gesp vast is gemaakt weer losmaken
- Henry's verhaal begint in de sloppen van Dublin rond de eeuwwisseling. Zijn moeder is een straatarm fabrieksmeisje, zijn vader de eenbenige uitsmijter van Dublins grootste bordeel, berucht om de behendigheid waarmee hij zijn houten been kan afgespen om er lastige klanten de hersens mee in te slaan. [2]
- Het woord 'afgespen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Corine Vloet 17 september 1999 Een guerrilla tegen heilige huisjes