• ges·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
gespen
gespte
gegespt
zwak -t volledig
  1. overgankelijk bevestigen met behulp van een beugel waarin een riem of lint wordt vastgeklemd
     Bestuurder en bijrijder hebben genoeg ruimte. Achterin is het anders: daar heb je alleen iets te zoeken wanneer je een kind in een zitje wilt gespen of er een paar tassen wilt neerzetten.[3]

de gespenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gesp
     De Engelse tas is gemaakt van rood kalfsleer met zilverkleurige gespen en versierd met een zwarte hanger van bont, geïnspireerd op de hoeden die de Engelse wachters dragen.[4]
96 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. gespen op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron “Elektrisch rijden wordt met Dacia Spring echt goedkoop” (29 maart 2021) op nu.nl  
  4.   Weblink bron “Hermès viert jubileum met tassenveiling” (4 april 2012) op nu.nl  
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be