• aan·ges·pen

aangespen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aangespen
gespte aan
aangegespt
zwak -t volledig
  1. vastmaken met een gesp
    • Latours beroemde voorbeeld is dat van de autogordel. Omdat bestuurders deze vaak niet uit zichzelf aangespen, worden zij via dashboard-signalen hierop aangesproken. Zelfs is overwogen om een auto te ontwerpen waarvan de motor niet start als de gordel niet vastgegespt is. Het apparaat nodigt of dwingt de gebruiker om zich veilig te gedragen. De waarde 'veiligheid' blijkt hier niet zozeer in de mens als in het apparaat te zijn verinnerlijkt. [1] 
    • Allemaal zware motoren, met voluptueuze spatborden, brede sturen en nadrukkelijk geprofileerde koelribben. Ze zijn in staat in een week dwars door de Verenigde Staten te rijden, en als hun berijders zich in hun lederen jacks ritsen en hun laarzen aangespen zou je zweren dat ze daar ook niet voor terugdeinzen. Maar de realiteit van het post-Easy Rider tijdperk is hard: het weekeinde duurt maar kort. [2] 
  • de degen aangespen
de strijd beginnen
84 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[3]
  1. NRC Hans Achterhuis 23 april 1996 Samenleving moet leren om moderne techniek te moraliseren
  2. NRC Warna Oosterbaan 23 oktober 1997 Naakte buizen, glimmende slangen
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be