Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • los·ges·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
losgespen
gespte los
losgegespt
zwak -t volledig

Werkwoord

losgespen

  1. overgankelijk iets dat met een gesp bevestigd is losmaken
    • Hij gespte zijn riem los en deed zijn broek uit. 
Vertalingen

Gangbaarheid