Nederlands

Uitspraak
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
accompagneren
accompagneerde
geaccompagneerd
zwak -d volledig
Woordafbreking
  • ac·com·pag·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘begeleiden’ voor het eerst aangetroffen in 1598 [1]
  • uit het Frans met het achtervoegsel -eren [2]

Werkwoord

accompagneren [3]

  1. overgankelijk (muziek) begeleiden vooral in de muziek
    • Lees hoe het dagblad De Amsterdammer op 10 augustus 1901 verslag uitbracht van de wekelijkse vrijdagavondconcerten van het muziekkorps van het zevende regiment infanterie onder leiding van de heer Zaagmans: 'Men moet ze zien, die achtenswaardige huisvaders en welgedane huismoeders, als Zaagmans ouverturen en fantaisieen van opera's speelt; het zijn kunstkenners en muziekliefhebbers, die nooit critiek zullen uitoefenen; men moet ze bewonderen, die jolige Jansjes, Kaatjes en Roosjes, als Zaagmans een walsje ten beste geeft en zij met haar Chlorissen zoo'n sleepend een-twee-drietje of 'n schuiver over den meehuppelenden grond maken; men moet ze hooren, die lachende Amsterdammertjes, als Zaagmans een potpourri speelt, waarbij ze om het hardst meetoeteren op hun manier en bij plotselinge verandering van wijsje toch nog eenige maten doortjilpen om, bij het besef dat 't weer een nieuw stukkie' is, het zevende verder te accompagneren met ocarina's, flageoletten en twee-, vier- of zonder vingers in den mond fluitjes.[4] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen