• ab·stra·he·ren
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘in gedachte afzonderen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
abstraheren
abstraheerde
geabstraheerd
zwak -d volledig

abstraheren

  1. overgankelijk (kunst) van een herkenbaar figuratief beeld een minder herkenbaar of zelfs een non-figuratief beeld maken. Het is ook mogelijk om bij het abstraheren van beeldende aspecten zoals vorm, kleur, ruimte en licht uit te gaan
    • Zij abstraheerden de een-, twee- of drielijnige figuren tot zesendertig tekens. 
  2. een argument leiden naar iets wat alleen in een denkbeeld bestaat en niet tastbaar is in de werkelijkheid
82 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[2]