aartshertogin
- aarts·her·to·gin
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aartshertogin | aartshertoginnen |
verkleinwoord | aartshertoginnetje | aartshertoginnetjes |
de aartshertogin v
- (adel) adellijke titel, vrouw van een aartshertog
- ▸ Maar zijn herinnering aan het verblijf op het jacht werd toch in de eerste plaats gekleurd door het lenige lichaam van de aartshertogin van Luxemburg, die er in een bont gezelschap van Hollywoodacteurs, Duitse en Spaanse adel, een wereldberoemde operadiva en een bekende mediatycoon en scheepsmagnaat haar achttiende verjaardag had gevierd.[1]
- ▸ Op zijn vlucht terug naar Nederland waren zijn gedachten om de vijf minuten afgedwaald naar de onverzadigbare aartshertogin, en elke keer voelde hij zijn oogleden zwaar worden en dommelde hij een paar minuten weg.[1]
1. adellijke titel, vrouw van een aartshertog
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord aartshertogin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ 1,0 1,1 “Het koninklijk huis” (2022), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026354953
- aarts·her·to·gin
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aartshertogin | aartshertoginne |
aartshertogin