Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·zoek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanzoek aanzoeken
verkleinwoord aanzoekje aanzoekjes

Zelfstandig naamwoord

het aanzoeko

  1. verzoek
  2. huwelijksaanzoek.
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
aanzoeken

aanzoek

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanzoeken
    • ... dat ik aanzoek. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen