aanzoek
- aan·zoek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanzoek | aanzoeken |
verkleinwoord | aanzoekje | aanzoekjes |
het aanzoek o
- verzoek
- ▸ 'Maar dit moet wel het vreemdste aanzoek zijn dat iemand ooit heeft gekregen.[2]
- huwelijksaanzoek.
- ▸ Had ik misschien overhaast Bertrands aanzoek aanvaard vanwege het verachtelijke gedrag van de baron? De arme Bertrand was zo terneergeslagen geweest.[3]
vervoeging van |
---|
aanzoeken |
aanzoek
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanzoeken
- ... dat ik aanzoek.
- Het woord aanzoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanzoek" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ aanzoek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Victoria Holt“Gevangene van de Pasja” (1989), Saga, ISBN 9788726484915
- ↑ Victoria Holt“Minnares van de duivel” (1982), Saga, ISBN 9788726484731
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be