aanwezend
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·we·zend
Woordherkomst en -opbouw
stellend | |
---|---|
onverbogen | aanwezend |
verbogen | aanwezende |
partitief | aanwezends |
Bijvoeglijk naamwoord
aanwezend
- tegenwoordig zijn, er zijn (van mensen)
Synoniemen
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'aanwezend' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanwezend" herkend door:
41 % | van de Nederlanders; |
47 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be