Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·ste·ke·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aanstekelijk aanstekelijker aanstekelijkst
verbogen aanstekelijke aanstekelijkere aanstekelijkste
partitief aanstekelijks aanstekelijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

Bijwoord

aanstekelijk

  1. gemakkelijk op anderen overgaand
    • (bijwoord) Hij kon heel aanstekelijk lachen waardoor iedereen in de klas ook moest gaan lachten. 
    • (bijvoeglijk naamwoord) Hij had een aanstekelijke lach waardoor iedereen in de klas ook moest gaan lachen. 
     Ze had een aanstekelijke energie en we spraken al snel over zaken als conventies, opvoeding en hang naar vrijheid. Deze gesprekken waren anders dan anders en gingen al snel de diepte in.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be