• aan·ste·ke·lij·ke

aanstekelijke

  1. verbogen vorm van de stellende trap van aanstekelijk
     „Wat is die onbeschaamdheid? Een Engels gebruik?' Francine lachte op haar aanstekelijke manier en onze gastvrouw volgde al gauw haar voorbeeld.[1]
  1. Victoria Holt
    “De Engelse gouvernante” (1981), Saga, ISBN 9788726484823