Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·spoe·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanspoelen
spoelde aan
aangespoeld
zwak -d volledig

Werkwoord

aanspoelen

  1. ergatief met het water meedrijven en vervolgens aan land komen te liggen
    • De inhoud van de container die van het schip was afgevallen was op het strand aangespoeld. 
     Later spoelde hij aan en overleed hij in het ziekenhuis.[1]
  2. overgankelijk vormen door aanslibbing
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Dit moet je weten over een mui, een plek die je de zee in kan sleuren”, NOS-stories
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be