Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·slui·tend
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: aansluiten
verbogen vorm: aansluitende

aansluitend

  1. onvoltooid deelwoord van aansluiten
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aansluitend aansluitender aansluitendst
verbogen aansluitende aansluitendere aansluitendste
partitief aansluitends aansluitenders -

Bijvoeglijk naamwoord

aansluitend

  1. direkt ergens op volgend zonder tussenruimte of tussentijd
    • Passagiers die forse vertraging oplopen tijdens een rechtstreeks aansluitende vlucht buiten de EU, hebben recht op compensatie. De vluchten moeten wel in één enkele boeking zijn gekocht. De luchtvaartmaatschappij die de eerste vlucht heeft uitgevoerd draait op voor de kosten. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft dat bepaald. [1] 
     Aansluitend zocht ze contact met haar ouders.[2]
  2. precies passend
    • Wat blijkt? Een op de vijf is daadwerkelijk in een aansluitende bedrijfstak gaan werken. Dat geldt vooral voor meisjes die met kinderen wilden werken, of jongens die timmerman wilden worden. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen