• aan·roe·ping
enkelvoud meervoud
naamwoord aanroeping aanroepingen
verkleinwoord

de aanroepingv

  1. (religie) de keer dat men vraagt om steun en bijstand bij een hogere macht
     Poetin zei donderdag in Londen dat er 'niets goeds was' aan het protestlied. Onder aanroeping van de Heilige maagd Maria bij het altaar van de kathedraal zong de groep in een 'punkgebed': 'Gooi Poetin eruit'.[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Punkband Pussy Riot: 'Poetin bedroog ons weer'” (3 augustus 2012), Het Parool