aanlichten van de Euromast in de nacht
  • aan·lich·ten

aanlichten [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanlichten
lichtte aan
aangelicht
zwak -t volledig
  1. voorwerpen met licht beschijnen
    • Het ontwerp is redelijk vergelijkbaar met de huidige opstelling van de lichtmasten. Er komen diverse lichtmasten op 8,5 meter van de gevels te staan, zoveel mogelijk op de scheiding tussen de terrassen. Daarnaast wordt er veel aandacht besteed aan het aanlichten van de panden.[2] 
    • Auto’s moeten we weer toelaten in de Steenstraat en Deurningerstraat, de rest moet compleet verkeersvrij worden. Alle binnenstadstuinen moeten met elkaar verbonden worden, professioneel aanlichten en vaker openstellen.Bij alle centrum-ondernemers zorgen voor nog meer eensgezindheid en saamhorigheid. Het is de hoogste tijd voor een stadsmanager anex bruggenbouwer.[3] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia 15-JUNI-2016
  3. Tubantia 23-MAART-2016