aankopen
- aan·ko·pen
- samenstelling van aan vz en kopen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aankopen |
kocht aan |
aangekocht |
zwak -cht | volledig |
aankopen [1]
- overgankelijk door kopen verwerven
- Zij hadden een assortiment mobiele telefoons aangekocht.
1. door kopen verwerven
de aankopen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord aankoop
- ▸ De vrouw gaf ons vijf tijdelijke cheques om te gebruiken tot de echte kwamen, maar drukte ons op het hart minstens een halfjaar te wachten met grote aankopen, 'tot jullie met deze meevaller hebben leren leven', en daarna kwam er een verhaal over de plaatsen waar we ons geld konden onderbrengen studiespaarrekeningen, beleggingsmaatschappijen, obligaties, aandelen - en ik probeerde te luisteren, maar het probleem was dat ik niet echt in de bank zat.[2]
- Het woord aankopen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aankopen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Schildpadden tot in het oneindige” (2017), Gottmer , ISBN 9789025768652
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be