Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·dui·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanduiding aanduidingen
verkleinwoord aanduidinkje aanduidinkjes

Zelfstandig naamwoord

de aanduidingv

  1. waardoor iets duidelijk wordt, aanwijzing, vingerwijzing, teken, wenk
    • Op het etiket van een artikel kan men aanduidingen vinden waar de verschillende bestanddelen vandaan komen. 
     Op de bruine deklaag stond in het wit in twee talen een aanduiding.[1]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen