aanbouw
- aan·bouw
de aanbouw m
- (bouwkunde) het bouwen van iets aan een ander gebouw
- (bouwkunde) het aangebouwde
- De slaapkamer komt in de nieuwe aanbouw.
- Het oude kasteel heeft vele aanbouwen.
- ▸ Tegen haar verwachting in leidt de deur niet naar de binnenplaats, maar naar een van de bijgebouwen: een lage, langgerekte aanbouw.[2]
- Het woord aanbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanbouw" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers
, ISBN 9789026356186
- ↑ “Ons soort mensen” (2016), Ambo/Anthos uitgevers
, ISBN 9789026334672
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be