verzoek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·zoek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verzoek | verzoeken |
verkleinwoord | verzoekje | verzoekjes |
Zelfstandig naamwoord
het verzoek o
- vraag om iets te doen, te laten of toe te staan
- ▸ Een bedrijf met meer dan tien werknemers mag een verzoek tot thuiswerken niet zomaar weigeren.[3]
- document waarin wordt gevraagd om iets te doen, te laten of toe te staan
- ▸ Koning Charles heeft formeel een verzoek ingediend om zijn zus Anne en broer Edward toe te voegen aan de lijst van zogeheten Counsellors of State. Deze Counsellors of State mogen voor hem invallen. Het verzoek van de vorst is maandag voorgelezen in het Britse Hogerhuis.[4]
Synoniemen
- [2] verzoekschrift
Hyperoniemen
- [1] vraag
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. vraag om iets te doen of te laten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verzoeken |
verzoek
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzoeken
- Ik verzoek.
- gebiedende wijs van verzoeken
- Verzoek!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzoeken
- Verzoek je?
Gangbaarheid
- Het woord verzoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verzoek" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ verzoek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Ertan Basekin“Werken op kantoor blijft de norm, ook met recht op thuiswerken” (26 april 2023) op nu.nl
- ↑ Weblink bron “Koning Charles vraagt zijn zus Anne en broer Edward als vaste invallers” (15 november 2022) op nu.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
verzoek
Veluws
Zelfstandig naamwoord
verzoek