Een stapelbed.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sta·pel·bed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stapelbed stapelbedden
verkleinwoord stapelbedje stapelbedjes

Zelfstandig naamwoord

het stapelbedo

  1. (huishouden) (meubel)meubel bestaande uit twee bedden boven elkaar
     Ik rekende direct af voor drie nachten, waarbij ik de laatste twee in een stapelbed op een slaapzaal zou gaan doorbrengen.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be