• Penn·syl·faa·nisch
  • Afgeleid van de Pennsylvania-Duitse eigennaam Pennsylfaani met het achtervoegsel -isch
stellend vergrotend overtreffend
Pennsylfaanisch - -
Sterke
verbuiging [1]
mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk
enkelvoud
onzijdig
enkelvoud
meervoud
nominatief Pennsylfaanischer Pennsylfaanischi Pennsylfaanisch Pennsylfaanische
datief Pennsylfaanischem Pennsylfaanischer Pennsylfaanischem Pennsylfaanische
accusatief Pennsylfaanischer Pennsylfaanischi Pennsylfaanisch Pennsylfaanische
Zwakke
verbuiging [2]
mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk
enkelvoud
onzijdig
enkelvoud
meervoud
nominatief Pennsylfaanisch Pennsylfaanisch Pennsylfaanisch Pennsylfaanische
datief Pennsylfaanische Pennsylfaanische Pennsylfaanische Pennsylfaanische
accusatief Pennsylfaanisch Pennsylfaanisch Pennsylfaanisch Pennsylfaanische
Gemengde
verbuiging [3]
mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk
enkelvoud
onzijdig
enkelvoud
meervoud
nominatief Pennsylfaanischer Pennsylfaanischi Pennsylfaanisch Pennsylfaanische
datief Pennsylfaanische Pennsylfaanische Pennsylfaanische Pennsylfaanische
accusatief Pennsylfaanischer Pennsylfaanischi Pennsylfaanisch Pennsylfaanische

Pennsylfaanisch

  1. (demoniem) Pennsylvanisch
    «Hoscht du gewusst ass die Pennsylfaanisch Leit aa Baseball gut schpiele kenne?»
    Wist je dat de Duitsers in Pennsylvania ook goed zijn in honkbal?

Pennsylfaanisch

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief en accusatief onzijdig enkelvoud stellende trap van Pennsylfaanisch

Pennsylfaanisch

  1. bepaald nominatief en accusatief enkelvoud stellende trap van Pennsylfaanisch

Pennsylfaanisch

  1. onbepaald nominatief en accusatief onzijdig enkelvoud stellende trap van Pennsylfaanisch
  1. zonder lidwoord
  2. met bepaald lidwoord
  3. met onbepaald lidwoord: ein, kein, mein, dein, sein, ihr (v, enk), unser, euer, ihr (mv), Ihr