• IPA: /ˈmasl̩/, (duidelijk uitgesproken) /ˈmasəl/
  • Mas·sel
  • Sinds de 20e eeuw betuigd. Het is een ontlening van het West-Jiddische מזל "mazl" (geluk) dat zijnerzijds van het Hebreeuwse מזלת "mazzālot" (lot) stamt. Tevens betekent het woord in verouderde vorm "sterrenbeelden". Het is de meervoudsvorm van מזל "mazzāl" (gesternte, ster, planeet, hemelteken, geluk, lot).

Massel m/o

  1. (informeel) mazzel (een gunstig toeval; een onverdiend, onvoorzien, verrassend geluk)
    «Die Kandels und die Selingers können immer wieder mit Massel und Chuzpe Gefahren umgehen.[1]»
    De Kandels en de Selingers kunnen altijd weer met mazzel en gotspe de gevaren omzeilen.
  • In Duitsland word hoofdzakelijk het mannelijke lidwoord gebruikt. In Oostenrijks en Zuidoost-Duitsland is het genus onzijdig.
  • IPA: /ˈmasl̩/, (duidelijk uitgesproken) /ˈmasəl/
  • Mas·sel
  • Sinds de 18e eeuw betuigd. Het is een ontlening van het Italiaanse massello dat een verkleinwoord van het Italiaanse massa (massa, menigte) is.

Massel v

  1. (gieterij), (metallurgie) geus, gieteling
    «Zur Herstellung von Magnesium-Druckguss wird schmelzflüssiges Magnesium in Druckgussformen oder Masseln gegossen und anschließend zum Aushärten gekühlt.[1]»
    Voor het maken van een magnesiumdrukgieting wordt vloeibaar magnesium is gietvormen of geuzen gegoten en ten slotte gekoeld tot het uithardt.