Marokkaan
- Ma·rok·kaan
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Marokkaan | Marokkanen |
verkleinwoord | Marokkaantje | Marokkaantjes |
de Marokkaan m
- (demoniem) inwoner van Marokko, iemand uit Marokko, persoon met de Marokkaanse nationaliteit
Demoniemen bij Marokko in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Marokkaan • inwoonster: Marokkaanse • bijvoeglijk: Marokkaans |
1. inwoner van Marokko, iemand uit Marokko, persoon met de Marokkaanse nationaliteit
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord Marokkaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.