Israëliër

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  Israëliër    (hulp, bestand)
• IPA: / ˌɪsraˈelijər / (5 lettergrepen)

Woordafbreking

• Is·raë·liër, Is·raë·li·er, Is·ra·eliër

Woordherkomst en -opbouw

• Herkomst: Hebreeuws (vernederlandste vorm)
• Afgeleid van Israël met het achtervoegsel -er

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	Israëliër	Israëliërs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de Israëliër m

1. (Jiddisch-Hebreeuws) (demoniem) een inwoner van Israël, of iemand afkomstig uit Israël

Synoniemen

• Israëli

Verwante begrippen

• Hebreeuws-Nederlands ook: Israëli

Demoniemen bij Israël in het Nederlands
inwoner: Israëli, Israëliër • inwoonster: Israëlische • bijvoeglijk: Israëlisch

Vertalingen

    1.   

Engels: israeli (en), israelian (en)

Spaans: israelí (es)

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Gangbaarheid

• Het woord Israëliër staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.